Gevaarlijke stoffen: Techniek

Vraag 1

Stoffen die bij contact met andere (brandbare)stoffen heftig reageren en ervoor zorgen dat die stoffen gaan branden worden aangeduid met het volgende symbool:

A. Juist B. Onjuist

Vraag 2

Op het etiket van de verpakking van een gevaarlijke stof staan zinnen zoals: “veroorzaakt brandwonden en oogletsel” en “bij contact met de ogen onmiddellijk met overvloedig water afspoelen”. Deze informatie is alleen bedoeld als je met grote hoeveelheden van de stof werkt.

A. Juist B. Onjuist

Vraag 3

Op de afdeling techniek kom je in aanraking met zeer diverse stoffen. Om veilig te werken is het daarom belangrijk:

A. Voor en na het werk mijn handen goed te wassen. B. De produktnamen van deze stoffen uit het hoofd te leren. C. Een lijst aan te leggen met daarop de stoffen die aanwezig zijn en daaraan informatie over de stoffen te koppelen .

Vraag 4

Op de verpakking van een vloeistof staat onderstaand symbool.

Als ik hiermee handelingen ga verrichten is het verstandig de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken:

A. Alleen handschoenen is voldoende. B. Handschoenen en bril. C. Handschoenen, bril en beschermende kleding.

Vraag 5

Informatie over de eigenschappen van een gevaarlijke stof kan ik het beste vinden in:

A. Werkinstructies. B. Veiligheidsinformatiebladen. C. Gebruiksaanwijzing.

Vraag 6

Het regelen van de gasdruk gaat in een aantal stappen:

A. 1. Open de hoofdafsluiter.
2. Controleer of de grote stelschroef helemaal is uitgedraaid.
3. Regel grofweg de druk met de grote stelschroef.
4. Regel de gasstroomsnelheid met de fijndrukregelaar. B. 1. Controleer of de grote stelschroef helemaal is uitgedraaid.
2. Regel de druk met de grote stelschroef en de fundrukregelaar.
3. Open de hoofdafsluiter. C. 1. Controleer of de grote stelschroef helemaal is uitgedraaid.
2. Open de hoofdafsluiter.
3. Regel grofweg de druk met de grote stelschroef.
4. Regel de gasstroomsnelheid met de fijndrukregelaar.

Vraag 7

In welke categorie vallen gevaarlijke stoffen met onderstaand symbool?

A. Oxiderende stoffen B. Ontvlambare stoffen C. Ontplofbare stoffen

Vraag 8

De beste persoonlijke bescherming bij het tappen van vloeibare stikstof is:

A. Het dragen van een bril en beschermende kleding. B. Het dragen van koude-isolerende handschoenen, een gelaatscherm en gesloten schoenen. C. Een goede ventilatie en het dragen van handschoenen.

Vraag 9

Op het etiket van gevaarlijke stoffen kan in combinatie met het gevarensymbool ook het woord “waarschuwing” of “gevaar” staan. Dit noemen we een:

A. Symboolwoord B. Signaalwoord C. Gevarentekst

Vraag 10

Met gassen moet je veilig omgaan. Een aantal basisprincipes daarbij zijn:

A. Zet de cilinders rechtop, vast en nooit in de buurt van warmtebronnen. B. Leg de cilinders altijd neer in opslag en hou de temperatuur constant. C. Sluit de cilinders nooit helemaal af en hou de temperatuur boven de 30 graden.

Vraag 11

Bij het werken met stoffen met op het etiket van de verpakking onderstaand gevarensymbool kan ik gerust een sigaret roken.

A. Juist B. Onjuist

Vraag 12

Een spill met vloeistoffen kan ik heel goed zelf opruimten.

A. Juist B. Onjuist

Vraag 13

In welke categorie vallen gevaarlijke stoffen met onderstaand symbool?

A. Irriterende stoffen B. Schadelijke stoffen C. Bijtende stoffen

Vraag 14

Aan het gevarensymbool op de gascilinder kan ik het soort gas herkennen.

A. Juist B. Onjuist

Vraag 15

Het opruimen van een gevaarlijke vloeistof doe ik:

A. Door gebruik te maken van een dweil en vervolgens de dweil uit te wringen boven de gootsteen. B. Door de vloeistof in de afvoerput te schrobben. C. Door gebruik te maken van absorptiemiddelen zoals korrels.

Vraag 16

Het werken met cryogene stoffen is gevaarlijk. Welke van de volgende uitspraken is niet waar?

A. Contact met stof kan leiden tot brandwonden. B. Ze kunnen tot verstikking leiden in besloten ruimtes. C. Inademing leidt tot bevriezing van de luchtwegen.

Vraag 17

Als ik meer wil weten over de eigenschappen van een stof kan ik uitgebreide informatie vinden:

A. Op het overzicht van gevaarlijke stoffen op de afdeling. B. In het veiligheidsinformatieblad. C. Op het etiket.

Vraag 18

Welke stoffen worden aangeduid met onderstaand symbool?

A. Stoffen die op langere termijn schadelijk voor de gezondheid kunnen zijn. B. Stoffen met bijzondere gevaren zoals bijtend voor metalen. C. Stoffen die onder meer irriterend zijn voor de ogen en/of schadelijk zijn bij inslikken.

Vraag 19

Ontvlambare stoffen worden aangeduid met het symbool

A. Juist B. Onjuist

Vraag 20

Bij mijn werkzaamheden hoef ik nooit een veiligheidsbril of handschoenen te dragen.

A. Juist B. Onjuist